Wij zijn koekenbakkers

Wij zijn koekenbakkers


Er was er eens een vrouw die koekenbakken wou, maar het meel dat wou niet rijzen. De pan viel om en de koeken waren krom…. Ken je dit oude liedje nog? Laten we de koeken eens gaan bakken. Je hebt van alles nodig: boter, meel, suiker, vanille, bakpoeder, ei en een snufje zout. Daarnaast een bakplaat en een oven.

Voordat ik begin te kokkerellen, zie ik het beeld al helemaal voor me en het water loopt al in mijn mond. Ik zet alles klaar; de weegschaal, de ingrediënten en ik verwarm de oven voor. Ik begin heerlijk te kneden in het deeg en dan…..

Dan gaat de telefoon. “Hééé hallo! Dát is lang geleden! Ik rijd zojuist langs jouw dorp. Ben je toevallig thuis? En vind je het dan gezellig dat ik even langskomen?” hoor ik een verre achternicht zeggen, die ik al minstens 10 jaar niet hebt gezien. De laatste keer was bij een begrafenis van wie ook al weer? De smoezen razen als een trein door mijn hoofd heen, want het is mijn eerst vrije zaterdag in tijden. Manlief heeft de kinderen een dagje mee genomen, zodat ik even het rijk voor mezelf heb. Tja, en dan belt iemand waar ik totaal geen behoefte aan heb. Ik wil alleen maar rust en ontspanning, lekkere koekjes bakken en daarna met een goed boek op de bank.

Normaliter ben ik gewend om zonder na te denken, heel spontaan “Ja gezellig” te gillen. Maar nu heb ik de neiging om te zeggen dat ik op het punt sta om naar de kapper te gaan en dat ik die afspraak écht niet meer kan afzeggen. Stamelend begin ik met: ‘Uhhh’.

Mijn achternicht voelt mijn twijfel en begint dan te vertellen dat ze ernstig ziek is en dat ze even haar verhaal kwijt wil. “Oef”, denk ik…. “Dat hoef ik al helemáál te horen, ik wil geen stress maar rust”. Mijn hart begint te knagen en dan zeg ik op m’n vriendelijkst: “Wat erg voor je, kom maar. Weet je mijn adres nog?”

Even later staat ze voor de deur. Een veeg in m’n gezicht van meel verraadt de koekjesklus. “Ach, wat leuk je te zien! Ben je iets aan het bakken? Ik ben dol op bakken! Zal ik je helpen?” En zo staan we even later samen te kneden en met vormpjes de koekjes uit te steken. We voelen ons even weer kind en we lachen om de kleinste dingen. Pas als de koekjes in de oven staan wordt ze serieuzer en vertelt haar kankerverhaal;

“Ik heb niet meer lang te leven en nu ik nog redelijk fit ben en kan autorijden, wil ik alle familieleden nog eens ‘spontaan’ bezoeken. Sinds mijn doodsvonnis cros ik dagelijks met mijn Mini dwars door Nederland en neem afscheid van de bomen, het gras, de wegen, de molens, de bruggen, de vele wateren en tegen alles zeg ik:"Dankjewel dat je ervoor mij was". Dat kom ik ook tegen jou zeggen: "Dankjewel dat ik je gekend heb".

Ik slik een opkomend traantje weg en zeg zacht: "Maar ik heb zo weinig moeite gedaan om jou vaker te zien…"

“Kijk”, zegt ze, “We zijn allemaal koekenbakkers. We willen in ons leven alleen maar perfecte koekjes bakken, maar er mislukken er ook een flink aantal. Laten we ons maar focussen op de gelukte koekjes en die mislukt zijn verkruimelen we voor de vogeltjes. Voor hen is een mislukking juist een feestmaal”.

De koekjes waren inmiddels klaar en met een tevreden glimlach pakte ze er een uit de oven.

“Dankjewel koekje, dat je ervoor mij was”, zegt ze met een glimlach.

Toen ik haar uitzwaaide, besefte ik dat mijn ‘mislukte’ vrije middag, een diepzinnig gouden randje had.